Boekomschrijving: ‘Muziek mag niet, daten is verboden, het hebben van vrienden van het andere geslacht is onwettig, je leuk kleden en opmaken is ongepast, ’s avonds buiten zijn is niet geoorloofd, “vieze, immorele” films en series kijken is onaanvaardbaar (en dan bedoel ik geen porno, gewoon een film waarin wordt gezoend), het vieren van verjaardagen of andere heidense feestdagen mag niet, werken met mannen kan niet en ook uitgaan en feesten op festivals is verboden.’
Opgroeien in een streng islamitisch gezin betekent voor Büsra dingen stiekem doen. Stiekem make-up en sieraden dragen, laat thuiskomen, met jongens afspreken en alcohol serveren in een restaurant. Maar het betekent vooral: voortdurend vragen stellen.
‘Moet ik leven als een kamerplant? Moet ik in een huwelijk treden waar alle seks uit is geramd nog voordat het begonnen is, omdat mijn verwekkers een volstrekt humorloze, bloedeloze en Koranvaste lul voor mij hebben uitgekozen? En dan veranderen in een broedkip zoals alle vrouwen om me heen? En de rest van mijn bestaan op die manier slijten? Is dat waarvoor ik leef? Is God dan blij met mijn tragedie?’
In een ongekend eerlijk relaas onderzoekt Büsra met veel humor de grenzen van haar geloof en de gemeenschap waar ze in opgroeit. Als er iemand geen blad voor de mond neemt, is het Büsra wel.